Hoe Nieuw-Zeelandse wijnen populair werden
Al 200 jaar potentierijk en pas 30 jaar populair: waarom Nieuw-Zeelandse wijnen nu pas de wereld overnemen. Het is een ruime 200 jaar geleden dat de eerste druivenranken in de aarde werden gezet in het noordelijkste puntje van Nieuw-Zeeland, de Bay of Islands. Samuel Marsden, de man die deze wijngaard startte, zei toen al dat het klimaat van Nieuw-Zeeland veel goeds kon doen voor de bomen. Hij heeft geen ongelijk. In de afgelopen dertig jaar is de waarde van Nieuw-Zeelands wijnexport gegroeid van een grove één miljoen euro, naar een waarde van 1,1 biljoen euro. Maar waarom nu pas?
De 19e eeuw: de eerste witte wijn in Nieuw-Zeeland
In de 200 wijnjaren die Nieuw-Zeeland nu kent is er veel veranderd. De langzame opkomst van de wijngaarden vond vooral plaats op het Noordereiland. De groei vond hand in hand plaats met de komst van Europeanen naar de afgelegen eilandengroep. De Britse, Franse, Duitse en voornamelijke Kroatische wijngaarden staken één voor één de kop op, maar niet zonder problemen. De opkomst van de alcoholhoudende drank gaf de aanstoot voor het opstaan van een tegengeluid. Dit tegengeluid werd gevormd door het deel van de Nieuw-Zeelandse bevolking dat niet zo tevreden was met het groeiende alcoholgebruik in het land. Dit prohibitionisme was niet het enige probleem. Wijnboeren kregen veel te maken met hevige plagen van bladluis en oïdium. Oïdium, echte meeldauw, is een schimmel die makkelijk groeit bij hevige regenval en vochtige omgevingen. In het zeeklimaat van Nieuw-Zeeland was dit rond de eeuwwisseling een reden voor groot oogstverlies.
De opkomst van het wijndrinken in Nieuw-Zeeland
De Britse invloeden in het land zorgden ervoor dat er een nationale voorkeur was voor zoete wijnen, port en muskaatwijnen. Wijnboeren kozen ervoor om veel van deze druiven, zoals de palomino en de riesling, te verbouwen. Ook ging de voorkeur van wijnboeren uit naar druiven van een lagere kwaliteit die minder vatbaar waren voor de eerdergenoemde schimmels. Deze druiven, zoals de baco- en de isabelladruiven, werden niet erg populair, maar hebben wel jaren de wijngaarden gevuld. De problemen voor wijnboeren hielden aan; in de jaren ’20 was er een toename in protest tegen wijn. Hotels en restaurants kregen een avondklok waarna geen wijn meer verkocht mocht worden en ook wijnboeren kregen strenge restricties opgelegd. Tot aan de Tweede Wereldoorlog waren er nog geen honderd wijnboeren in het land en de kans op faillissement was hoog. Maar die Tweede Wereldoorlog werd een kantelpunt.
Nieuw-Zeelandse soldaten ondervonden in Europa nieuwe manieren van tafelen, lang dineren en de voordelen van wijn bij het eten, in plaats van na het eten. Deze ontdekkingen en voorkeuren namen zij mee terug naar Nieuw-Zeeland, waar (eindelijk) het wiel opnieuw werd uitgevonden. Tussen de oorlog en 1980 explodeerden de wijngaarden. Niet alleen vertienvoudigde de oppervlaktes van de wijngaarden, ook werd er meer aandacht besteed aan de groei van de juiste druif op de juiste locatie. De druiven voor tafelwijn namen langzaam de gaarden over. De vliegende start kreeg een kleine opdonder in het lastige economische klimaat van de late jaren ’80. Investeerders waren sceptisch en voorzichtig, Australische wijnen waren goedkoper en minder afhankelijk van de lastige weersomstandigheden. Toch was de toon gezet.
Nieuw-Zeeland: populaire en vernieuwende wijnen
De bodem van het land was in de jaren ’80 nog niet geheel geschikt voor de groei van de klassieke Europese druiven, zoals de sauvignon blanc en de chardonnay. Het zeeklimaat zorgde ervoor dat het land grotendeels vol stond met een regenwoud-achtige begroeiing. De grond was zó vruchtbaar en er was dusdanig veel regenval dat de druivenranken sneller groeiden dan goed was voor de vrucht. Vooral rode wijnen kregen hier een smaak van die meer aan de stam en het blad deed denken, dan aan de druif. Nieuwe technieken om te zorgen dat de druivenranken meer licht vingen, zorgden voor het laatste duwtje in de juiste richting. De export nam een vogelvlucht nadat de binnenlandse investeerders zich gingen focussen op Australische wijnen. Daarnaast kwamen de wijngaarden vol te staan met druiven die geschikt waren voor tafelwijnen. Deze ontwikkeling werd in het buitenland positief ontvangen.
Vanaf 1990 werden er meerdere miljoenen liters wijn per jaar geproduceerd en geëxporteerd. Na de eeuwwisseling groeide de wijnproductie in vijf jaar naar 50 miljoen liter per jaar. De eerste boost die de export had gehad had een goede indruk achtergelaten. De wijnexport groeide sneller dan ooit tevoren. Bijna alle wijn die in het land geproduceerd werd, ging en gaat nog steeds naar het buitenland. Deze enorme groei maakt het land een primeur. Nooit eerder groeide een wijnland zo snel. Nu telt het land elf wijnstreken met elk hun eigen kenmerken en beroemde druiven, en is het land niet meer weg te denken van de gemiddelde wijnkaart. Een kleine 200 jaar nadat de eerste wijn gebotteld werd, heeft de nu populaire wijn van Nieuw-Zeeland de wereld overgenomen.
Bronnen:
- Cooper, M. Wine of New Zealand. Teara New Zealand
- Dalley, B. (24 november, 2008). The New Zealand Wine Story. NZwine.com